Omdat de kennis en inhoud van omzendbrieven van de rechterlijke macht geen dagdagelijkse bezigheid is van de preventieadviseur, wordt met dit artikel een kort overzicht gegeven welke de gevolgen kunnen zijn als men de voorgestelde preventiemaatregelen in het kader van Covid-19 in de bedrijfscontext niet toepast.
De Omzendbrief 06/2020 van het college van procureurs-generaal (PG) bij de hoven van beroep kan gevonden worden via deze link.
De vaststellingen die gedaan worden door de Arbeidsinspectie kunnen gebeuren
De coronastrafsancties volgen niet enkel uit het MB, maar ook uit algemene bepalingen van het strafwetboek (Sw) en deze uit het sociaal strafwetboek (SSw).
De strafsancties zijn als volgt:
Volgens art. 10 van het MB van 23/3/2020 worden enkel inbreuken op de bepalingen van de volgende artikelen beteugeld met de straffen bepaald door artikel 187 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid:
De artikel 2-bedrijven zullen gesloten worden die, na het voorwerp uitgemaakt te hebben van een eerste vaststelling, nog steeds de verplichtingen inzake social distancing niet respecteren. De bestuurlijke politie is hiermee belast (art. 11).
De eerste vaststelling van een inbreuk geeft aanleiding tot een minnelijke schikking van 750€ voor de handelaren, de uitbaters en de organisatoren van een activiteit en 250€ voor alle andere overtreders. Het bedrag kan verhoogd worden met de vermogensvoordelen. Bij recidive wordt overgegaan tot een rechtstreekse dagvaarding. In dit geval kan er een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden gevorderd worden en/of geldboetes van 208 tem 4000€ (reeds vermeerderd met de opdeciemen).
Daarnaast is het mogelijk dat er nog andere inbreuken volgens het (gewone) strafwetboek (Sw) worden vastgesteld zoals art. 328, 328bis, 454 en 563, 3° Sw.
De wettelijke basis van strafbepalingen in een bedrijfscontext kan ook gevonden worden in de welzijnswet. Volgens de omzendbrief
“kan men stellen dat de genomen maatregelen tegen covid-19 zonder meer in de welzijnswet werden geïncorporeerd.”
Dit betekent dat er categorie-3 straffen (volgens SSw) kunnen uitgesproken worden tegen natuurlijke personen (strafrechtelijke geldboete van 800-8000€; of een administratieve geldboete van 400-4000€; beiden reeds vermeerderd met de opdeciemen).
Wanneer een werknemer gezondheidsschade heeft opgelopen (en met corona kan dit dus) - een categorie-4 straf (volgens SSw) - zijn de respectievelijke bedragen 4800-48000€ en een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaar of een administratieve geldboete van 2400-24000€.
Ook kan de rechtspersoon aansprakelijk gesteld worden (maximumbedrag: 576000€). De Algemene Directie Toezicht Welzijn op het Werk (AD TWW) is hiervoor bevoegd.
Wanneer de gezondheid in het gedrag komt, kan men de toegang tot de arbeidsplaats verbieden, de stopzetting van een activiteit opleggen of een arbeidsplaats verzegelen (art. 23-49 SSw).
Bij een eerste inbreuk door een onderneming zal een minnelijke schikking van 1500€ worden voorgesteld. Bij recidive wordt de zaak bij voorrang gedagvaard voor de correctionele rechtbank.
Bijlage 2 van de omzendbrief vermeldt hoe de politiediensten te werk gaan en hoe de AD TWW tussenkomt. Bij de artikel 3-bedrijven zal men documenten vragen zoals het advies van de preventieadviseur, de (aangepaste) risicoanalyse en de preventiemaatregelen die van toepassing zijn.
In de pers gaat de meeste aandacht naar de GAS-boeten. Dit volgt uit het KB 6/4/2020 nr 1 betreffende de bestrijding van de niet-naleving van de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken door de invoering van gemeentelijke administratieve sancties.
Daarnaast kunnen de partijen in het kader van burgerlijke aansprakelijkheid schadeclaims ten aanzien van elkaar vorderen, die vele malen groter zijn dan de hoger vermelde strafrechtelijke sancties.