
Op de Ministerraad van 24 oktober 2025 werd definitief beslist dat er vanaf 1 januari 2026 in Vlaanderen een nieuwe zorgvuldigheidsplicht geldt voor aannemers in bepaalde risicosectoren. De Vlaamse Regering verfijnt daarmee de strijd tegen illegale tewerkstelling van buitenlandse werknemers en voert tegelijk een geüniformeerde gedragscode in voor alle uitzendkantoren. Werkgevers doen er goed aan de gevolgen nu al in kaart te brengen, want een zes maanden durende "gedoogperiode" verandert niets aan de richting: meer verantwoordelijkheid in de keten, meer transparantie, en vooral meer naleving.
Tot nu toe konden aannemers hun aansprakelijkheid beperken door simpelweg een verklaring op eer te laten ondertekenen door hun onderaannemer: "er worden geen illegaal verblijvende derdelanders tewerkgesteld." Die aanpak bleek echter vooral symbolisch. In de praktijk werd amper gecontroleerd, en het systeem bood onvoldoende bescherming tegen misbruik in complexe ketens van onderaanneming.
Met het Vlaamse decreet van 27 oktober 2023 en de recente uitvoeringsbeslissing verandert dat fundamenteel. Voortaan moeten aannemers en intermediaire aannemers concrete documenten opvragen bij hun (onder)aannemers (zoals identiteitsbewijzen en verblijfstitels) om effectief te kunnen aantonen dat alle tewerkstellingen legaal verlopen. Een ontbrekend document? Dan moet de onderneming dat melden via een nieuw elektronisch meldloket bij de Vlaamse Sociale Inspectie.
De voorziene "checkapplicatie" die dit digitaal zou moeten automatiseren, komt er voorlopig niet. Uit de businessanalyse bleek dat de authenticiteit van documenten niet betrouwbaar digitaal kon worden bevestigd. Ondernemingen zullen dus zelf blijven instaan voor het opvragen en bewaren van bewijsstukken, al belooft de overheid om op termijn opnieuw te kijken naar vereenvoudiging.
De zorgvuldigheidsplicht gold aanvankelijk voor alle sectoren, maar dat bleek juridisch moeilijk verdedigbaar tegenover het vrij verkeer van diensten. De Vlaamse Regering koos daarom voor een gefaseerde invoering, gericht op vier hoog-risicosectoren:
Deze sectoren werden geselecteerd op basis van inspectiegegevens, Europese studies en federale referenties zoals de Aangifte van Werken (artikelen 30bis en 30ter van de RSZ-wet). De focus ligt waar het risico op misbruik het grootst is én waar ketens van onderaanneming frequent voorkomen.
De Vlaamse Regering engageert zich om de lijst om de twee jaar te herevalueren. Sectoren die structureel minder risico vertonen, kunnen worden geschrapt; andere kunnen later alsnog worden toegevoegd.
Een tweede verstrenging betreft de uitbreiding van de aansprakelijkheid. Ketenaansprakelijkheid betekent dat jij als opdrachtgever, (hoofd)aannemer of tussenpersoon mee aansprakelijk kunt zijn als een (onder)aannemer illegaal verblijvende derdelanders tewerkstelt (als werknemer of zelfstandige). Elke schakel in de keten krijgt zo meer verantwoordelijkheid om in te grijpen bij malafide aannemers. Dat versterkt de eerlijke concurrentie en ondersteunt de inspectiediensten in hun strijd tegen illegale tewerkstelling. De regels gelden voor alle ondernemingen, Belgisch of buitenlands, die rechtstreeks of onrechtstreeks actief zijn in het Vlaamse Gewest. Het maakt dus niet uit waar je (onder)aannemer gevestigd is: zodra hij hier activiteiten uitvoert, valt hij onder deze wetgeving.
Enkel natuurlijke personen die werken laten uitvoeren voor strikt privédoeleinden vallen buiten dit toepassingsgebied.
Voor HR-afdelingen betekent dit dat ook contractuele afspraken met aannemers en onderaannemers moeten worden herbekeken. Het volstaat niet langer dat de compliance-verantwoordelijke of preventieadviseur ergens een verklaring opvraagt; het proces van documentcontrole moet structureel ingebed worden in de organisatie.
Parallel aan de ketenaansprakelijkheid introduceert de Vlaamse Regering ook een uniforme gedragscode voor uitzendactiviteiten. De vroegere aparte code van Federgon vervalt: voortaan geldt één geïntegreerde gedragscode voor alle uitzendbureaus actief in Vlaanderen.
Die code legt nadruk op kwalitatieve dienstverlening, vorming van personeel, en een respectvolle en correcte houding tegenover zowel uitzendkrachten als gebruikers. Ook onderlinge concurrentie tussen kantoren moet op een ethische manier verlopen. De wijziging sluit aan bij de bredere professionalisering van de sector en moet misverstanden of dubbele normen vermijden.
De Vlaamse Sociale Inspectie zal pas vanaf 1 juli 2026 effectief sanctioneren, maar de regelgeving is duidelijk bedoeld als definitieve cultuurverandering: weg van papieren formaliteit, naar actieve due diligence binnen de keten.