Sinds 2016 geldt een vernieuwd wettelijk kader dat de tarieven voor externe preventiediensten vastlegt. De bedoeling was destijds om transparantie te creëren en een eerlijk evenwicht te vinden in de verdeling van taken binnen de welzijnsdomeinen. Werkgevers betalen dus een verplichte bijdrage in ruil voor een pakket basisdiensten dat duidelijk omschreven staat in de Codex Welzijn op het Werk.
De tarieven zijn rechtstreeks gekoppeld aan de gezondheidsindex. Dit is een aangepaste versie van de consumptieprijsindex, waarin ongezonde producten zoals tabak en benzine buiten beschouwing blijven. Zodra de spilindex wordt overschreden, volgen loon- en tariefaanpassingen. Concreet: de jaarlijkse tariefaanpassing gebeurt telkens op 1 januari en blijft voor het volledige kalenderjaar van kracht.
De spilindex werd begin 2025 overschreden, waardoor de bijdragen toen al werden aangepast. Volgens de recentste update van het Federaal Planbureau op 2 september volgt de volgende overschrijding in januari 2026 (index 133,28). Daarna wordt er in 2026 geen nieuwe overschrijding verwacht (volgende spilindex = 135,95).
Concrete tarieven voor 2026
Op basis van de indexvooruitzichten ziet het tariefplaatje per werknemer er als volgt uit:
Voor preventieadviseurs is dit relevante informatie, om werkgevers te ondersteunen bij hun budgetplanning voor 2026. De tariefwijziging is geen verrassing, maar het is bij de uitleg ook belangrijk om de context ook goed te duiden:
De jaarlijkse indexaanpassing mag dan klein lijken, ze herinnert ons aan een bredere realiteit: welzijn op het werk kost geld, maar slecht welzijn kost nog veel meer. Hoeveel kost één langdurig zieke medewerker aan productiviteitsverlies, vervanging en re-integratie? En hoeveel kan vermeden worden door een slim gebruik van de preventiebijdrage?