De sociaal inspecteurs hebben nieuwe bevoegdheden gekregen om ervoor te zorgen dat de COVID-19-preventiemaatregelen van de regering in de ondernemingen worden nageleefd.
Met het MB 23/3/2020 werd Toezicht Welzijn op het Werk (TWW) bevoegd gemaakt om corona-inbreuken vast te stellen. De vervolging was evenwel niet expliciet opgenomen in het Sociaal Strafwetboek.
Nu worden deze inbreuken ook opgenomen in het Sociaal Strafwetboek, dankzij het bijzondere-machtenbesluit nr. 37 van 24/6/2020 tot uitvoering van artikelen 2 en 5 van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) tot ondersteuning van de werknemers (BS 3/7/2020).
Ze worden gecatalogeerd als sancties van niveau 2.
In hetzelfde genummerd besluit 37 is er ook een hoofdstuk 5 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers. Art. 12 bepaalt dat “Wanneer de periodieke gezondheidsbeoordeling van een werknemer, voorzien vanaf 1 maart 2020, niet heeft kunnen plaatsvinden omwille van de maatregelen in het kader van de strijd tegen het coronavirus COVID-19, dan wordt de geldigheidsduur van het formulier voor gezondheidsbeoordeling van de desbetreffende werknemer, verlengd tot en met 30 september 2020.”
In de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus heeft de regering tal van maatregelen genomen. Dit heeft uiteraard een grote impact op ondernemingen. Ze hebben zich moeten aanpassen en aanpassingen moeten doorvoeren om de naleving van de regels met betrekking tot social distancing en de invoering van passende preventiemaatregelen mogelijk te maken.
De sociaal inspecteurs van bepaalde inspectiediensten (Toezicht Welzijn op het Werk, Toezicht op de sociale wetten, RVA, …) zijn nu bevoegd om de naleving van deze preventieregels en regels van social distancing te controleren. Zo mogen ze op elk ogenblik van de dag of de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnengaan in alle werkplaatsen of andere plaatsen die onder hun toezicht vallen of waarvan ze redelijkerwijs kunnen vermoeden dat er personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgeving waarop ze toezicht uitoefenen.
In deze context mogen ze ook sancties opleggen aan ondernemingen bij niet-naleving van hun verplichtingen.
De sociaal inspecteurs moeten erop toezien dat de verplichtingen vermeld in het ministerieel besluit van 30 juni 2020 worden nageleefd.
Aan werkgevers worden in het bijzonder de volgende verplichtingen opgelegd:
Bij niet-naleving van een van deze verplichtingen kan aan ondernemingen een sanctie van niveau 2 worden opgelegd. Concreet betekent dit dat de sociaal inspecteurs ondernemingen kunnen veroordelen tot betaling van een strafrechtelijke geldboete (van 400 tot 4.000 EUR) of een administratieve geldboete (van 200 tot 2.000 EUR).
We merken hierbij op dat deze sancties niet enkel van toepassing zijn op de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber maar ook op eenieder die de regels inzake social distancing en/of het nemen en toepassen van passende preventiemaatregelen in de onderneming niet naleeft.
Het is daarbij wel niet de bedoeling de klant te bestraffen die op een terras zit of zijn boodschappen doet. Onder ‘eenieder’ verstaat men:
Als de inbreuk wordt begaan door de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber wordt het bedrag van de boete bovendien vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.
Deze maatregelen zijn in werking getreden op 3 juli 2020. Bekijk de relevante wetgeving in het Prebes kenniscentrum